
Pedagogisch werkplan oktober 2024
In de kinderopvang moeten de 4 pedagogische basisdoelen die zijn opgesteld door M. Riksen- Walraven terugkomen in het beleid.
De 4 basisdoelen zijn: Het bieden van emotionele veiligheid aan de kinderen, het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke én sociale competenties en de kinderen verschillende normen en waarde eigen laten maken.
Op Het Strand wordt gewerkt met de van de kwaliteitsboom. (Ontwikkeld door KIKI training en coaching.)
In de kwaliteitsboom staan doelen omschreven:
1. Op welke wijze kinderen een gevoel van (sociaal-emotionele) veiligheid geboden wordt in relatie tot:
• Pedagogisch werker
• Andere kinderen
• Materiele omgeving
2. Hoe bijgedragen wordt aan de ontwikkeling van de persoonlijke competentie van kinderen en hoe kinderen in staat worden gesteld zich te ontwikkelen op het gebied van motorische, creatieve, taal- en cognitieve competenties, zich aan te passen aan veranderde omstandigheden en problemen op te lossen.
3. Hoe sociale competenties van kinderen wordt bevorderd en gestimuleerd op een manier die past bij de context van de opvang
4. Op welke manier in de groepssetting van de kinderopvang de socialisatie van kinderen wordt ontwikkeld op het gebied van regels, normen en waarden en bijgedragen wordt aan culturele vorming.
De onderstaande pedagogische middelen worden gebruikt om de 4 basisdoelen naar praktijk te vertalen.
- Pedagogisch werker – kind interactie
Hoe communiceert of praat de pedagogisch werker met kinderen en hoe gaat hij/zij in het algemeen met de kinderen om, zowel verbaal en non-verbaal. - Groep
Wat zijn de unieke ontwikkelingsmogelijkheden voor het kind waarin veel gezinnen niet kunnen voorzien. - Speel-leeromgeving Inrichting en aanbod van materialen.
Het gebruik maken van de ruimte om een veilige sfeer te scheppen. Met aandacht voor akoestiek, licht, kleur en indeling van de ruimte is veel te bereiken ten behoeve van welzijn van de kinderen in de opvang. Exploratie en ‘vrij’ spel zijn belangrijk. - Activiteiten
Het aanbieden van ’vaste’ activiteiten, ‘bijzondere’ activiteiten en de vaardigheid van de Pm-er om de activiteiten aan te bieden. Welke condities worden er geschept? Individuele kinderen activiteiten aanbieden en in de groep. Wanneer is er vrij spel.
- Pedagogisch beleid
- Emotionele veiligheid bieden
In een kinderopvang gaat het niet alleen om de structurele veiligheid van de kinderen, even zo belangrijk is de emotionele veiligheid die de opvang moet bieden. Het gaat erom dat de kinderen zich hier prettig voelen en zichzelf durven te zijn. Het bieden van emotionele veiligheid wordt als de belangrijkste van de vier opvoedingsdoelen gezien. Wanneer een kind zich niet thuis voelt in de stamgroep/ basisgroep zal het zich niet of zeer moeilijk verder ontwikkelen op gebied van persoonlijke- en sociale competenties.
De emotionele veiligheid wordt geboden door herkenbaarheid in ruimte, pedagogisch medewerkers, kinderen en invulling van de dag, maar ook de manier van benaderen naar het kind en het hebben van goed contact met de ouders spelen een rol.
- Pedagogisch werker – kind interactie
De manier hoe de pedagogisch medewerker omgaat en communiceert met de kinderen is belangrijk voor een kind. Zowel verbaal als non-verbaal straalt een PM’er veel uit wat invloed heeft op hoe een kind zich voelt.
Een baby is sterk afhankelijk van een volwassenen. Een intieme zorgzame en betrouwbare relatie met de pedagogisch medewerker is belangrijk. Bij baby’s zijn de verzorgingsmomenten de één-op-één momenten waarbij de emotionele veiligheid het meest geboden kan worden. In de groep krijgen de baby’s de fles op schoot bij de pedagogisch medewerker, om zo de warmte en de nabijheid te kunnen bieden. Bij de verschoningsmomenten is de interactie van de PM’er met de baby een belangrijke factor. Het benoemen wat er gaat gebeuren, het maken van oogcontact en ingaan op de signalen van de baby zijn van invloed op de emotionele veiligheid van de baby. De voorspelbaarheid geeft vertrouwen.
Wanneer is de baby hongerig en wanneer geeft het signalen af dat hij of zij moe is; een baby kan het zelf niet verwoorden en dus zal de PM’er extra goed op non-verbale signalen moeten letten. Vervolgens zal de PM’er de interpretatie benoemen en checken bij de baby. Checken kan bijvoorbeeld al door te kijken wat voor signalen de baby afgeeft als er een fles, luier of speen in beeld komt bij de baby.
Bij de wat oudere baby’s en dreumesen zie je al wat meer bewegingsvrijheid. Ze gaan meer kruipen en lopen. Ook de taalvaardigheid wordt steeds verder ontwikkeld en ze krijgen meer grip op de omgeving. Door het blijven benoemen van wat er gebeurt leren ze steeds meer koppelen en zal het gevoel van emotionele veiligheid groeien.
Ook bij de peuters is het belangrijk dat ze gezien en gehoord worden. Bij peuters gaan emoties daarbij een steeds grotere rol spelen. Bij PM’ers ligt dan de taak om dit te benoemen en hen te helpen dit te verwerken. Door de ruimte voor emoties wordt er ook emotionele veiligheid geboden. Zij zijn in de ontdekkingsfase van het uiten van hun emoties. Boos, verdrietig en blij, hoe kan en mag ik dat uiten naar anderen is de vraag.
Schoolkinderen hebben meer bewegingsvrijheid (nodig) en gaan meer zelf ontdekken. De PM’ers zijn wel altijd dichtbij, waardoor ze makkelijk te benaderen zijn als de kinderen er zelf niet uitkomen. Voor de PM’ers is het ook van belang de kinderen niet uit het oog te verliezen, zowel de wat teruggetrokken kinderen als de kinderen die op de voorgrond treden, verdienen beide aandacht van de PM’ers. De afspraak is dat ieder kind op de (mid)dag even een persoonlijk momentje van contact heeft.
1.1.2 Groep
De groep wordt ook betrokken om de kinderen zich emotioneel veilig te laten voelen, een vaste groep kinderen geeft houvast en biedt daarbij mogelijkheden om vriendschappen op te bouwen. Kinderen leren elkaars emoties (her)kennen en op elkaar te bouwen.
Al vanaf de babyleeftijd houden wij rekening met de behoefte van de kinderen in een groep. De ruimte voor de baby’s is gesplitst van de dreumesen, waardoor ze zich ook de grondmat vrij kunnen bewegen en waar ze samen met andere baby’s kunnen liggen en ontdekken.
de dreumesen kunnen wel kijken en praten naar hen, maar hen niet overlopen.
Bij alle kinderen van jongs af aan is het van belang dat de PM’ers de kinderen richten op elkaar om zo een groep te vormen. Ook het begeleiden in het samenspel en het samen eten hoort daarbij. Baby’s en dreumesen spelen vooral alleen, daarna spelen ze vooral naast elkaar en pas later echt met elkaar. Door in de groep de namen van kinderen te blijven benoemen en elkaar te betrekken bij de groep voelen alle kinderen zich welkom in de groep. Op de KDV-groepen hangen of staan de foto’s van de kinderen die er zijn die dag.
Bij de peuters starten ze de dag gezamenlijk. Ze gaan in de kring en bespreken welke dag het is en laten de foto’s zien. Bij de peuters wordt de groep gesplitst tijdens de eetmomenten en activiteiten hierbij kan de PM’er de kinderen beter tijdens het groepsproces volgen en begeleiden.
Bij de schoolkinderen gaan leeftijdgenoten een steeds belangrijkere rol spelen om zich emotioneel veilig te voelen in de groep. Vriendjes en vriendinnetjes kunnen zorgen voor een fijne omgeving en gevoel voor veiligheid. Op deze leeftijd krijg je ook meer te maken met vriendschappen en conflicten. De kinderen op de BSO hebben meer (bewegings)vrijheid waardoor de PM’er er niet altijd direct bij is. Het is belangrijk dat de PM’er wel alle kinderen hoort en ziet, zodat de PM’er hen kan begeleiden indien nodig.
Ook houden we in de gaten dat er niet gepest wordt op de groep, pesten zorgt dat kinderen zich emotioneel niet veilig voelen op de groep.
1.1.3 Speel-leeromgeving inrichting en aanbod van materialen.
De groepsruimtes zijn zo ingericht dat kinderen er veilig kunnen spelen. De groepsruimten zorgen voor een ruimte waar zij zich thuis kunnen voelen.
Het gezien worden in de groep is belangrijk voor kinderen hun emotionele veiligheid. Kinderen van het KDV hebben allemaal een eigen bakje met persoonlijke spulletjes op Het Strand staan. Bij de groepen van de peuters en BSO hangen/staan er verschillende knutsel- en bouwwerken, waar de kinderen en PM’ers trots op zijn.
Bij de babygroep en dreumesgroep wordt er veelal laag bij de grond gewerkt, de pmer’s zitten erbij op de grond, op de mat of aan het lage meubilair. In de serre is er ruimte om bijvoorbeeld activiteiten te doen en te eten.
In de groepen van de baby’s en dreumesen willen we de rust bewaren in de groep. Een opgeruimde groep is ook belangrijk om het overzicht en de emotionele veiligheid te waarborgen voor de allerjongste kinderen.
Bij de peutergroepen en de BSO geven we de thema’s meer ruimte en aandacht. Deze kinderen hebben al meer besef dat de groep de groep is en bij hen zal het minder invloed hebben op de emotionele veiligheid die zij voelen in de groep. Toch is het belangrijk dat er op de groepen een plekje is waar de kinderen zich even kunnen terugtrekken als ze zich even niet zo prettig voelen of gewoon even rust willen.
De schoolkinderen hebben nog meer vrijheid om een eigen plekje alleen of met vriendjes of vriendinnetjes op te zoeken, zowel binnen als buiten. PM’ers lopen dan rond en zijn bereikbaar voor hen. Verder zijn er ook bij de BSO verschillende hoeken waar zij kunnen spelen in groepjes of juist alleen.
1.1.4 Activiteiten
De emotionele veiligheid tijdens de activiteiten bieden we door de kinderen het vertrouwen te geven dat zij het kunnen. We begeleiden met name de activiteiten en helpen pas wanneer kinderen dat vragen (of non-verbaal laten blijken).
Bij baby’s houdt de PM’er de activiteiten klein en wordt er kind volgend gewerkt. Wanneer baby’s op de mat, grond of in de box liggen maakt de PM’er regelmatig oogcontact en worden de situaties en gevoelens benoemd.
Bij de dreumesen en peuters is het dagritme erg belangrijk. Het dagritme biedt de kinderen houvast en grip op de dag. Als er wordt afgeweken van het vaste dagritme wordt dit verteld aan de kinderen en rustig begeleid. Ieder kind reageert anders op veranderingen en daar is ruimte en begrip voor. Emoties mogen er zijn voor, na en tijdens activiteiten. Dingen spannend vinden, verdriet en blijdschap horen erbij, en zullen worden benoemd aan de kinderen.
Ook bij de peuters is een vast dagritme en zijn activiteiten aankondigen nodig om de emotionele veiligheid te kunnen bieden. Peuters kunnen zelf al meer vragen stellen als dingen veranderen en zo dingen te weten komen. Peuters willen zich graag gehoord voelen en gezien tijdens activiteiten, die bevestiging kan zowel verbaal als non-verbaal.
Bij schoolkinderen geven het dagritme en iedere dag een andere activiteit ook houvast in de uren na schooltijd. Ook voor hen geldt dat zij zich tijdens de activiteit graag gezien voelen, en gewaardeerd. Het proces, de activiteit op zich en de warmte van PM’ers tijdens de activiteit zijn belangrijker dan het resultaat. Al het gemaakte is uniek en de spellen en bewegingsactiviteiten doen we met elkaar en doen we met plezier.
Vaste rituelen voorafgaand aan het eten en het vieren van bijvoorbeeld verjaardagen zorgen dat de situatie voorspelbaar wordt, waardoor de spanning minder wordt en de emotionele veiligheid groter wordt. Dit geldt voor alle leeftijden.
1.2 Het ontwikkelen van persoonlijke competenties
Het tweede opvoedingsdoel heeft betrekking op de persoonlijke ontwikkeling van het kind. Kinderen leren veel nieuwe dingen in de leeftijd van nul tot twaalf jaar. Niet alleen op gebied van motoriek en praten ontwikkelen zij zich, maar ook persoonlijke vaardigheden als zelfstandigheid, weerbaarheid, veerkracht en zelfvertrouwen worden ontwikkeld.
1.2.1 PM’er kind interactie
Tijdens het eerste levensjaar maken baby’s grote sprongen in hun ontwikkeling. Ze krijgen steeds meer motorische vaardigheden door en creëren daarmee meer bewegingsvrijheid. Baby’s maken geluidjes om gehoord en gezien te worden. PM’ers kunnen door middel van hun reactie de baby’s stimuleren om verder te proberen. Stimuleren kan zowel verbaal als non-verbaal.
Voor dreumesen geldt hetzelfde, ook zij maken grote stappen in hun eigen ontwikkeling.
De PM’er neemt in deze jonge leeftijdsfase extra de tijd om het kind te begrijpen en te helpen verwoorden wat hij/zij wil en bedoelt.
De persoonlijke verzorging van de kinderen is een moment waar de pedagogisch medewerker individuele aandacht kan geven en hen helpen met het ontdekken wie ze zijn en wat ze kunnen. Bij baby’s kan gedacht worden aan veel lichaamsdelen benoemen tijdens het verschonen, omkleden en naar bed brengen. Bij peuters moet meer in de richting van zindelijkheid worden gedacht. Verder geldt ook tijdens het eten, dat voor elke leeftijd er nieuwe uitdagingen zijn. Het ene kindje zal leren met een vorkje te eten, terwijl het andere kindje leert zelf zijn cracker te smeren. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerkers niets forceren en vooral morele steun geven aan het kind. Warmte, vertrouwen en geduld zijn belangrijke factoren die het kind terugziet in de houding van de pedagogisch medewerkers. Daarnaast geeft het prijzen van het kind, wanneer hij of zij een stapje verder is gekomen een trots gevoel aan het kind. Het zelfvertrouwen groeit op die momenten en dit is belangrijk voor het aangaan van nieuwe uitdagingen.
De PM’er blijft de kinderen begeleiden op vele ontwikkelingsgebieden waaronder in hun taal en motorische ontwikkeling. Deze vaardigheden zijn nodig om zelfstandigheid, weerbaarheid, veerkracht en zelfvertrouwen te ontwikkelen.
1.2.2 Groep
De kracht van de groep kan ook ingezet worden om kinderen te helpen in hun persoonlijke ontwikkeling.
Vooral bij nog jonge kinderen is het belangrijk om hen te begeleiden tijdens het spelen. De kinderen hebben nog niet zoveel inzicht in gevolgen van bepaald gedrag en kunnen nog niet goed problemen oplossen. Om de kinderen persoonlijke vaardigheden te laten ontwikkelen moet er aandacht worden besteed aan het zelf oplossen van moeilijkheden met elkaar. Kleine kinderen kunnen dit nog niet en moeten hierin begeleid worden. De pedagogisch medewerkers moeten bij grotere kinderen alert zijn op machtsverhoudingen, en deze zien te voorkomen. Ieder kind hoe jong of oud, groot of klein, moet zich aan de regels houden en mag niemand iets verplichten of iemand pijn doen.
Kinderen kunnen zich in een groep dus ontwikkelen door samen spellen te ontdekken of gewoon samen te spelen, zij moeten daarbij soms hun rol leren pakken. Er zal een leider zijn, een volger, er zullen compromis gesloten worden doormiddel van overleg enz. In het begin zal de PM’er daarbij een sturende rol hebben, langzaam veranderd dat naar begeleidend en bij de BSO kunnen kinderen dat steeds vaker alleen.
Natuurlijk zal de PM’er altijd mee blijven kijken, zodat de rollen misschien ook een keer gewisseld worden. Bijvoorbeeld het stille kind wat meer de leiding geven.
1.2.3. Speelleeromgeving
Op Het Strand hoeft niks, en mag (bijna) alles. Het is zo ingericht dat het veilig is en aangepast aan de behoefte van de kinderen. In de stamgroep Texel zijn verschillende hoekjes waar zij kunnen spelen en ontdekken. Het aparte babyhoekje is aangepast op de behoefte van de baby. Er is voldoende ruimte om te kunnen rollen, kruipen en te staan aan het lage meubilair. In het dreumesgedeelte is er een caravan met keukentje, een tafel met stoeltjes, bouwkleed en een leeshoek. Wat betreft de taalontwikkeling is er een leeshoekje ingericht en staan er veel boekjes. Verder staat vrijwel al het speelgoed op grijphoogte van het kind en kunnen zij dus zelf pakken waarmee zij willen spelen.
Ook op Kreta is een bouw hoek, keukentje, een poppen hoekje en een leeshoekje. In de bakken zit het kleine speelgoed wat ze zelf kunnen pakken om mee aan tafel te spelen. Op deze manier wordt de keuze in wat de kinderen willen spelen teruggebracht naar de kinderen zelf. Door te spelen en te ontdekken leert een kind allerlei persoonlijke competenties, zoals zelfstandigheid, zelfvertrouwen en creativiteit. De tuin bij het KDV bestaat uit veel natuurlijke elementen waar de kinderen hun zintuigen kunnen ontwikkelen. Het zand (in de zomer met veel water erbij), de boomstammen, dagen de kinderen uit tot nieuwe ontdekkingen.
Bij de BSO kunnen kinderen in de speeltuin vrij spelen, daarnaast is er ook verschillend materiaal beschikbaar om binnen te spelen. Ook daar is er een keukenhoek, bouwhoek en een speelkleed waar losse bakken mee naar toe worden genomen. Op beide groepen in de speeltuin staat een bank waar je lekker op kan zitten om te lezen of te kletsen met elkaar. Af en toe wordt er een filmpje gekeken met elkaar. Bij de sport-BSO zijn de sportmaterialen ook beschikbaar om zelf mee te spelen en te sporten. Ze leren goed omgaan met het materiaal maar kunnen daarbij ook zelf spellen verzinnen. Daarnaast hebben ze bij de sport-BSO ook verschillende bakken met speelgoed om binnen te spelen/bouwen en om creatief bezig te zijn.
1.2.4 Activiteiten
Op Het Strand wordt er aan de kinderen op verschillende ontwikkelingsgebieden activiteiten geboden.
Voor de allerkleinste is er de voeltafel. Hierin worden verschillende materialen gedaan om te laten ontdekken door de baby’s en dreumesen. Soms komen ook de peuters op bezoek om de voelbak te ontdekken. De materialen die aangeboden worden verschillen per thema.
Verder wordt de creatieve ontwikkeling bevorderd door veel te tekenen/kleuren en regelmatig te kleien, verven, knippen en/of plakken.
Ten behoeve van de muzikale ontwikkeling van het kind worden voor het eten liedjes aan tafel gezongen, kunnen de kinderen muziekinstrumentjes pakken en wordt er geregeld muziek in de groep gedraaid. Soms wordt er muziekles gegeven door Willy. Om inleving in andere mensen te bevorderen is er ook een verkleedkist in de groep waar de kinderen hun fantasiespel mee kunnen bekrachtigen.
Kinderen hoeven niet mee te doen met de activiteiten als dansen, spelletjes doen en knutselwerkjes maken. Toch worden ze wel gestimuleerd om een nieuwe uitdaging aan te gaan. Er wordt bij deze activiteiten altijd rekening gehouden met de aard van de kinderen en wat zij al kunnen en wat nog niet. Ook tijdens groepsactiviteiten wordt ieder kind dus als een individu behandeld. Ze worden bij moeilijke dingen geholpen en aan de grotere kinderen wordt soms gevraagd of zij kleine kinderen kunnen helpen tijdens bijvoorbeeld het dansen, beweegspel en/of muziekactiviteit. Bij knutselactiviteiten richten wij ons met de kinderen steeds vaker op het ontdekken van verschillende materialen en wat je met de verschillende materialen kan. Het resultaat verschilt per kind. Iedereen op zijn eigen manier laten ontdekken (en ontwikkelen) staat centraal.
Wanneer kinderen vragen of er mag worden voorgelezen, wordt hier vrijwel altijd op ingegaan. Naast deze gerichte taalontwikkeling is het natuurlijk ook van belang om de gehele dag, vooral voor de kleinere kinderen, alles te benoemen. De kinderen proberen het na te zeggen en op deze manier wordt zowel de spraak- als taalontwikkeling bevorderd. Voor de allerkleinste kinderen wordt de gesproken taal ondersteund door gebaren. We gebruiken simpele gebaren voor bijvoorbeeld eten, drinken, papa, mama, spelen en pruimen.
Aan tafel zingen we ook voor het eten. Voor de allerkleinste zijn liedjes met bewegingen en tekst ook een manier om gebaren en bewegingen te koppelen. Vanaf heel jong doen de kinderen dan al bewegingen mee. Zo is soms het taalbegrip er wel al en wordt de spraakontwikkeling gestimuleerd (Ze gaan steeds meer klanken ‘meezingen’.)
Daarnaast werkt Het Strand met thema’s. De thema’s staan dicht bij de belevingswereld van de kinderen. Ook kijken we naar het ontwikkelingsniveau van de kinderen om goed aan te sluiten met de activiteiten. Op de baby en dreumes groep zal de voelbak bijvoorbeeld thema gericht worden gevuld. Het beleven van het thema door middel van spel zal voor de peuters centraal staan (bijvoorbeeld verschillende verkleedkleren bij het thema). BSO doet ook mee aan de thema’s maar heeft weer activiteiten die echt gericht zijn op de ontwikkeling van schoolgaande kinderen.
1.3 Het ontwikkelen van sociale competenties
Het derde opvoedingsdoel heeft betrekking op de sociale ontwikkeling van het kind.
Kinderen in de leeftijd van nul tot twaalf jaar hebben nog veel te leren wat betreft omgang en contact met andere kinderen.
Op jonge leeftijd hebben de kinderen hier te maken met andere kinderen, zij zullen moeten leren delen, leren op hun beurt te wachten, leren praten en uitleggen wat zij willen en elkaar helpen en troosten. Ook moeten kinderen leren omgaan met boosheid, zowel boosheid van zichzelf als van een ander. Het vormen van een groep is belangrijk voor de sociale ontwikkeling.
1.3.1 PM’er-kind-interactie
Het is belangrijk hoe PM’ers omgaan met de kinderen. Bij de baby’s is het belangrijk dat zij blijven benoemen wat er gebeurt en waarom. ‘Ik hoor dat je huilt, ik ben bezig met.. en kom zo bij jou’. De interactievaardigheden van de medewerker dragen bij aan het begrip en de ontwikkeling van eigen sociale competenties.
Een goede manier van communiceren is belangrijk voor kinderen om te zien, te imiteren en uiteindelijk zelf te leren. Zelfs met de kleinste kinderen die nog niet kunnen praten wordt gecommuniceerd door middel van stemgeluid en vooral lichaamshoudingen. Tevens worden er gebaren gebruikt om de communicatie te ondersteunen. Door kinderen en pedagogisch medewerkers om hen heen leren de jongste kinderen steeds meer woorden en zinnen om zich verstaanbaar te maken voor anderen. Door non-verbale communicatie te verwoorden aan kinderen, zoals een verdrietig, een boos of een blij gezicht kan hen geleerd worden kinderen die (nog) niet praten te begrijpen. Voor de oudere kinderen is het belangrijk dat zij leren te verwoorden wat ze willen, zodat het contact met anderen makkelijker wordt.
Kinderen leren dus van de sociale handelingen van anderen. Hoe troost je iemand, hoe ga je om met iemand die boos is. Hoe ouder de kinderen worden des te vaardiger worden zij in het omgaan met emoties van anderen, maar ook met emoties van zichzelf (naar anderen).
De PM’er ziet en reageert op de emoties van kinderen.
Door als PM’er zelf actief te luisteren, enthousiasme te tonen en aandacht te hebben voor hetgeen waarmee de kinderen bezig zijn, voelen kinderen zich gewaardeerd en krijgen zij een beeld van de manier waarop je om moet gaan met anderen. Ook als kinderen elkaar helpen is het belangrijk dat de PM’ers hierop reageren en de kinderen complimenteren. Hiermee stimuleer je het pro-sociaal gedrag bij kinderen.
1.3.2. Groep
De pedagogisch medewerkers van Het Strand zullen de kinderen helpen om elkaar te begrijpen. Helemaal bij de jongste kinderen moeten de gedragingen en emoties soms ‘vertaald’ en duidelijk uitgesproken worden voordat kinderen dingen van elkaar begrijpen. Ook moeten kinderen leren in een groep dat ze soms moeten wachten op hun beurt. Hoewel de allerkleinsten dit nog niet kunnen bevatten, zal het een gewenning worden dat zij de aandacht van de pedagogisch medewerkers moeten delen. Door de eenheid als groep zijn er wel vaak grotere kinderen die een jonger kindje kan helpen.
Leren samenspelen is heel ook belangrijk. Het oplossen van conflicten en het weerbaar maken van de kinderen hoort bij het stimuleren van de sociale competenties. Vooral bij jonge kinderen is het begeleiden tijdens het spelen noodzakelijk. Zij zien nog geen gevaren en hebben nog geen inzicht hoe bepaalde handelingen gevolgen voor andere kinderen kunnen hebben. Bij oudere kinderen schuilt het gevaar dat zij niet inzien dat de kleinere kindjes nog niet zo veel kunnen als zij, zoals bijvoorbeeld evenwicht bewaren. Het begeleiden, helpen en uitleggen in zulke situaties zorgt ervoor dat kinderen van elkaar leren.
Op Het Strand gebruiken wij ook vooral het ‘positief leidinggeven’ in de groep. Zodra er dingen (dreigen te) gebeuren die niet wenselijk zijn, buigen we dit om door te benoemen wat wel mag en kan. Bijvoorbeeld in plaats van ‘niet rennen’, zeggen we ‘we lopen binnen’. Als we zien dat kinderen willen afpakken, benoemen we de gevoelens, ‘jij wil ook volgens mij, zullen we kijken voor een andere .. ‘. Dit geldt voor zowel het KDV als de BSO.
1.3.3 Speelleeromgeving
Het is belangrijk dat de ruimte ook mogelijkheden biedt om kinderen in kleine groepjes te laten spelen. Dit begint al bij de baby’s. Baby’s kunnen bij elkaar op de mat worden gelegd, zij zien elkaar, kunnen contact maken, maar moeten wel ‘beschermd’ worden voor de dreumesen als zij vrijspelen. Zowel binnen als buiten zijn plekken waar de baby’s rustig kunnen liggen of zitten om zich zo met leeftijdsgenootjes te ontwikkelen. Dreumesen in kleine groepjes laten spelen kan ook ruimte geven tot ontwikkelen van samenspel. Veel kinderen geven veel prikkels en daardoor is het voor kinderen soms lastiger om gepast te reageren in grote groepen. Wanneer kinderen moeite hebben om zich op een gepaste manier te gedragen, worden kinderen hierin begeleid. Er wordt hun verteld wat zij beter kunnen doen om zich te uiten.
Bij de wat oudere kinderen, peuters en/of schoolkinderen kun je ook denken aan verschillende materialen en de hoeveelheid materialen om sociale vaardigheden te verbeteren. Meerdere zelfde spullen geeft minder strijd tussen kinderen en kinderen kunnen het spel van elkaar kopiëren zonder iets af te pakken. Daarentegen zullen zij ook moeten leren om te wachten tot zij met iets kunnen spelen.
1.3.4 Activiteiten
Pedagogisch medewerkers kunnen al vanaf babyleeftijd doormiddel van kleine activiteiten de sociale vaardigheden van kinderen verbeteren. Het richten van baby’s op elkaar als zij naast elkaar op de mat liggen is dan al een activiteit.
Bij activiteiten om de sociale vaardigheden te ontwikkelen horen bijvoorbeeld ook het samen aan tafel eten. Per leeftijd hangt dan af wat er mag worden verwacht van de kinderen. Bij de allerkleinste stimuleert de PM’er de sociale vaardigheden door te benoemen met wie je zit en wat er aan tafel gebeurt. Bij de dreumesen en peuters zitten we met elkaar aan tafel en benoemen we dat we even wachten op elkaar en vragen we soms ook of het ene kindje het andere kindje even kan helpen of iets wil aangeven.
Ook met bijvoorbeeld schoenen pakken om naar buiten te gaan worden kinderen soms door andere kinderen geholpen. Dit is pro-sociaal gedrag en proberen wij zo goed mogelijk te stimuleren.
Bij de schoolgaande kinderen wordt het helpen van elkaar ook gestimuleerd. Zowel bij de gerichte activiteiten als tussendoor. Met spellen of juist met de creatieve activiteiten is samenwerken fijn. Met spellen en sporten help je kinderen ook teleurstellingen als verliezen te verwerken. Teamgevoel creëren en samenspel bevorderen bij sporten doen we ook bij de Sport-BSO.
Als er kinderen pijn hebben worden zij getroost, ook daarbij bieden de kinderen elkaar steun op de BSO. In de speeltuin of bij de Sport-BSO zijn groepsgenootjes soms eerder bij het gevallen kind dan de PM’er om te helpen of om de PM’er te roepen. Dit stimuleren wij actief bij Het Strand.
1.4 Het eigen maken van normen en waarden
Iedere cultuur kent verschillende normen en waarden. Sommige waarden en bijbehorende normen zullen altijd gelden. Eén daarvan is dat je respect moet hebben voor de ander en deze dus geen pijn mag doen. Andere normen en waarden verschillen per gezin en omgeving. Het is voor de kinderen belangrijk dat zij weten welke normen en waarden er gelden binnen de opvang.
De belangrijkste normen en waarden die worden aangehouden zijn vriendelijk zijn voor elkaar en eenvoudige omgangsvormen zoals dank je wel en alsjeblieft zeggen. Het hebben van respect voor elkaar, voor materiaal en voor de natuur is ook een punt waar nog volop aandacht wordt besteed binnen de opvang.
1.4.1 PM’er-kind interactie
De pedagogisch medewerkers van Het Strand geven het goede voorbeeld aan de kinderen. Door zelf goed te luisteren naar de kinderen, geduld te hebben, uitleg te geven en respect/begrip voor de kinderen te hebben voelen zij dat ze er mogen zijn en kunnen ze ook een voorbeeld aan de PM’er nemen.
Bij het KDV zal de kinderen verteld worden wat de normen en waarden zijn en wat we verwachten van de kinderen. Wanneer kinderen zich niet naar onze normen en waarden gedragen, proberen we dat op een goede manier uit te leggen. We maken op Het Strand gebruik van het positief opvoeden. Daarbij vertellen we met name wat we wel bij de kinderen willen zien en leggen we de focus minder op het ongewenste gedrag. (Bijvoorbeeld ‘we gaan spelen en rijden met de auto’ i.p.v. ‘niet gooien’ en ‘we praten tegen elkaar’ i.p.v. ‘niet schreeuwen’.)
Bij de BSO geldt ook dat we ons zoveel mogelijk richten op het positief leidinggeven. Bij onfatsoenlijk gedrag bespreken we hoe we het gewenste gedrag naar voren kunnen krijgen bij het kind door in gesprek te gaan. Als dit niet werkt zal de PM’er de ouders er ook betrekken in de gesprekken.
Verschillende culturen kunnen ook meespelen in verschillende opvattingen over de gewenste normen en waarden. Hier wordt dan naar gevraagd bij de ouders en/ of aan de kinderen zelf (BSO-groep). Kunnen de ouders/kinderen zelf een en ander vertellen over gebruiken en normen en waarden in andere culturen? Als kennis wordt gedeeld kan er op een respectvolle manier naar een omgang gekeken worden die voor alle partijen goed is.
1.4.2 Groep
Kinderopvang is een goede manier om kinderen al heel vroeg mee te nemen in de normen en waarden die er gelden in de maatschappij. De jongste kinderen, baby’s dreumesen en ook de peuters zullen in de groep de gedragsregels zoals op hun beurt wachten en niet afpakken nog moeten oefenen. Ook het zeggen van dank je wel en alsjeblieft is bij hen soms nog lastig.
Bij de kinderen die al wat verder in met taalontwikkeling zijn, kun je soms ook wat dieper ingaan in verschillen in normen en waarden. Dit kan gaan over culturele verschillen, maar ook hoe je omgaat met ingrijpende gebeurtenissen als de dood, scheiding, en verhuizingen.
1.4.3 Speel leeromgeving
Bij Het Strand vinden we bewegen belangrijk, toch gelden ook hier regels voor. Op Het Strand geldt de regel dat we binnen op de groep lopen, en buiten drukker kunnen doen en lekker rennen. We laten kinderen verschillende materialen en speelgoed ontdekken, maar leren hun wel dat dingen niet kapot hoeven. Dit geldt voor alle leeftijden, van baby tot schoolkind.
Als je kijkt naar diversiteit tussen mensen, zoals verschillend uiterlijk, verschillende culturen, mensen uit verschillende samenlevingen en uit verschillende landen, proberen we dat bij Het Strand onder de aandacht te brengen door aanbod in multiculturele materialen en bespreekbaar te maken op de groep. Verschillende poppen, boekjes en andere materialen zijn op de groep te vinden.
1.4.4 Activiteiten
Tijdens activiteiten leren we kinderen dat het fijn is om bezig te zijn, met elkaar of alleen, creatief of fysiek. Het gaat om het proces en niet om het eindresultaat.
We leren kinderen respect te hebben voor elkaar zijn of haar kunstwerk of prestatie.
We vieren de nationale feestdagen met elkaar, zoals Valentijnsdag, Pasen, Vader- en Moederdag, sinterklaas en kerst. Als er kinderen zijn die iets willen vertellen of meenemen uit een andere cultuur of over een bepaalde feestdag dan stimuleren wij dat.
Iedereen is anders en dat mag!